Ooit heb ik eens flinke ruzie gehad met een vriendin. Dat begon erg grappig (vond ik) maar mondde uit tot een verontwaardigheid waar je ‘u’ tegen zegt. Nooit meer iets van gehoord. En dat was toch een goede vriendin. Jammer. Maar so be it, zou Ned Kelly (Australische struikrover, red.) zeggen.
Ik had destijds een kat. Irritant beest. Likte zich de hele dag, snurkte de hele dag, verhaarde de hele dag. Kon alleen maar eten, drinken, mooi zitten (om geaaid te worden), precies in het midden van de deuropening zitten als ik er langs moest en schijten, naast de drie al eerder genoemde kenmerken… Ik kwam er op een gegeven moment achter dat Marie, de moeder van Everybody loves Raymond, op exact dezelfde manier kon kijken als mijn kat. Ik had meteen een hekel aan d’r : )
Zo was het eens een keer winter en de poes was buiten. En wij waren met z’n drieën binnen. Poes buiten zoeken, niet gevonden. Achterdeur open doen, poes komt niet binnen. Nou ja, da’s dan pech, vond ik. hij weet zo langzamerhand toch wel dat ie of bij de achter- of bij de voordeur moet zitten om binnen gelaten te worden. Dat doet ie niet en dus blijft ie lekker buiten vannacht. Morgen weer een dag en dan zien we wel weer. Ik ga niet de straat wakker schreeuwen om dat suffe beest bij z’n verstand te brengen dat ie ook binnen kan zitten. Dan moet je ‘m eerst voorzichtig naderen (hij heeft respect voor mijn voeten…), moet je rustig door je knieën gaan, beessie aaien, lief toespreken en hopen dat ie meekomt. Doet ie niet, dus moet je ‘m snel vastgrijpen, naar binnen lopen en snel de deur achter je reet dicht doen anders rent dat klotebeest weer naar buiten midden in de nacht. En jij er weer achteraan. Nou, ik dacht het niet!
Goed, aangezien we dat niet meer doen, komt boontje maar om z’n loontje.
Vriendin: vind je dat niet zielig?
Ik: nee…
Zij: want…
Ik: want wat?
Zij: nou, jij zegt nee, maar je zei het alsof er nog een ‘want’ kwam
Ik: je vroeg toch of ik het zielig vond?
Zij: ja
Ik: nou, daar heb je toch antwoord op gekregen?
Zij: maar het is toch zielig?
Ik: ja, vast wel
Zij: ja, vast wel, maar…
Ik: niks maar, het antwoord is ‘nee’
Zij: je had eigenlijk nog willen zeggen ‘nee, want hij weet dat ie anders niet meer binnen komt’ ofzo
Ik (aan derde persoon die er was): had ik er iets achter moeten zeggen?
Derde (dacht even na): ik bergijp wat jullie allebei bedoelen
Ik: maar…
Zij: zie je wel! Jij vraagt het nu ook
Ik: dat is heel wat anders
Zij: nou jaa, dat is helemaal niet heel wat anders
Ik: wel
Zij: hoe dan?
Ik: omdat hij geen antwoord op de vraag gaf met wat hij zei, er moest nog een conclusie komen
Zij: dat slaat helemaal nergens op
Ik (glimlachend): natuurlijk wel, dat is toch logisch? (= fout, mijn oudste zus werd ooit eens erg kwaad om dit antwoord)
Ik (aan derde): wat is nou je antwoord?
Derde: dat ligt eraan van welke kant je het bekijkt, het ligt iets genuanceerder
Zij: leg maar uit, we hebben tijd zat
Ik: ja hoor. En hoe langer we er over doen, hoe later ik naar bed ga, hoe later ik uit bed kom, hoe later ik die poes morgen binnen kan laten
Zij (als blikken konden doden): misschien moet je eens een keer niet zo irritant zijn
Ik: ik snap het wel, ik denk dat jij nog een antwoord verwachtte, zodat mijn antwoord niet al te hard zou overkomen. Beetje verzachtende omstandigheden jegens de poes. Dan had jouw beeld van mij wat vervolmaakter geweest omdat je weet dat ik aardig ben. Alleen nu kwam dat niet naar boven. Daar schrok je van en je wilde het eigenlijk niet geloven dat het me weinig kon schelen dat dat geile beest nu buiten moet slapen in plaats van binnen. Nou, ik kan je vertellen dat ik het zielig voor ‘m vind, alleen ik kan er niets aan doen en ik ga er ook niets aan doen en ik wil er ook niets aan doen.
Waarop zij opstond en weg ging. Tot op de dag van vandaag heb ik nooit geweten of ik gelijk had. Of dat ze zich herinnert dat het eigenlijk met een lolletje begon. En ik kan het ook niet vragen want ik heb haar daarna nooit meer gezien. Nooit meer, ook nooit meer gebeld, ge-sms’t of gemaild.het zal wel de druppel geweest zijn, ik weet het ook niet. Vrouwen zijn ondoorgrondelijk, een eigen willetje. Wat me stoort is dat ze nooit heeft gevraagd hoe het met de poes ging. Dat vond ik behoorlijk harteloos als ze zich zo om dat diertje bekommerde. Het grappige van het hele verhaal is dat toen die vriend weg ging, het beessie voor de deur zat en doodleuk naar binnen liep zonder zich wat van alle commotie te hebben aangetrokken. Da’s humor :D
Mannen, neem nooit een poes!
Homo’s, stelletje mazzelpikken!
Dat slaat niet op het feit dat ze geen vriendin hebben, maar op de woordgrap met poes… Ik denk, ik zeg het er maar even bij, haha.
Jaja, ik ben irritant…
No comments:
Post a Comment